Fabelschrijver kabouter Flop krijgt de Puntmutsprijs

Home » Literatuur » Fabelschrijver kabouter Flop krijgt de Puntmutsprijs

 

Kabouter krijgt Puntmutsprijs

 

Kabouter

 

Het kwam toch nog als een verrassing dat kabouter Flop de gerenommeerde Puntmutsprijs voor fabels heeft gekregen. Voor lezers die kabouter Flop niet kennen een korte uiteenzetting over deze kleine literaire reus uit het Grote Dierenbos. Ooit begonnen als bakker van kabouterbrood ontwikkelde hij zich al snel tot schrijver van tal van fabels met als titel Bruine bonendagen, Fantoompijp, Kabouters huilen niet, De beukennotenzoeker, Tis gaar, Heksenvlekken en Bezette paddenstoelen.

Nu is het een publiek geheim dat kabouter Flop tot een subgroep onder de kabouters behoort. Ja ook onder kabouters is er sprake van minderheden. Flop is een kroot. Kroten worden gekenmerkt door een wipneus en een geringe lengte (dus klein onder de kleinen). Daar maakte Flop handig gebruik van. Wat misschien enige nadere uitleg vergt.

Een gevoelige kwestie en daardoor heikel thema in het land der kabouters. Want de kroten van het naburige Groot Kabouterrijk (het derde) waren aan vervolging onderhevig. Dit omdat ze van tal van zaken werden beschuldigd waar ze part noch deel aan hadden, zoals het zich toe-eigenen van de beukennootjes waarmee de kabouters onderling de betalingen regelden voor het kopen van het geliefde en voedzame paddenstoelenbrood.

Inderdaad hadden sommige kroten een goed gevulde provisiekast in hun kabouterhuisje, maar dat kwam toch eerder door vlijt en ijver dan door diefstal. Feit was wel dat de kroten een zekere handigheid ontwikkelden in het doen van tal van kabouterzaken wat maakte dat ze in een kwaad daglicht werden gesteld door de andere kabouters.

Gewoon jaloezie, want niets kabouterachtigs is een kabouter vreemd. Ook niet het misgunnen van een andere gnoom z’n succes en het bewonen van de wat mooiere paddenstoelen. Dit misgunnen nam zulke grote vormen aan dat de kroten uit de gemeenschap werden gestoten en in een afgeschut deel van het Dierenbos werden ondergebracht waar ze alleen champignons te eten kregen. Boze kaboutertongen beweren dat het daarbij niet bleef en dat de kroten aan de wolven werden gevoerd.

Sommige kroten zagen de bui al hangen en zijn halsoverkop weggevlucht naar het naburige kabouterland. Ook Flop. Die ging daar toen fabels schrijven. Met als kern het zijn van een kroot. Flink van leer trekkend tegen de niet-kroten. Men kan zelfs zeggen dat Flop een beetje misbruik maakte van het feit dat hij een kroot was.

Het bezorgde de lezers van de fabels, zoals het vermaarde Bruine bonendagen, een ongemakkelijk gevoel. Net of zij ook een beetje schuld hadden aan het lot van de kroten waarvan er steeds meer spoorloos verdwenen in het naastgelegen Groot Kabouterrijk (het derde). Maar wat konden zij daaraan doen?

Uiteindelijk was men het belerende toontje van Flop flink zat en de verkoop van z’n fabels inzakte. Uit verveling en misschien ook een beetje uit rancune is Flop zich toen gaan voortplanten bij een struise kaboutermeid. Ja, ook kabouters planten zich voort. Hoewel kabouter Flop zich daarover meermaals negatief heeft uit gelaten.

Zo vergeleek hij ooit in een pamflet, gespijkerd aan een boom, het zijn van kabouter met een lijk op vakantie in het Enge Dierenbos. En meer van dergelijke het vaderschap in een kwaad daglicht stellende spitsvondigheden die hem de bijnaam ‘Strop’ bezorgden.

Onterecht, want voortaan verwisselde Flop braaf de luiers van z’n kabouterzuigeling waarvan hij dan in geuren en kleuren verslag deed in de Fabelkrant. Iets waardoor hij de andere kabouters weer wat voor zich in wist te nemen. Uiteindelijk resulterend in het hem toekennen van de Puntmutsprijs voor verhalende fabels en Flop dankbaar toezegde met een dikke vertelling te komen zodra het drukke vaderschap het toeliet.

Wat de andere kabouters misprijzend het hoofd deed schudden omdat er al zoveel fabels en vertellingen waren van zijn hand. Hele bomen vol. Flop zegde toen toe het niet meer te hebben over het zijn van een kroot. Zich radeloos afvragend waar hij het dan over moest hebben en hij in stilte hoopte dat het er nog veel erger aan toe zou gaan in het naastgelegen Groot Kabouterrijk (het derde). Pet slot van rekening z’n enige bron van inspiratie. Des te minder kroten des te beter. Zo ziet men als oplettende lezer dat het uitventen van kabouterleed best een lucratieve bezigheid is.

 

 

Selexyzebooks

 

Zussen in de literatuur: De zeven zussen afgerond door Lucinda Riley