Jan Cremer brievenboek Sirenen
Jan Cremer, schilder en vooral ook schrijver, geboren in het eerste oorlogsjaar, op 20 april nog wel, de dag dat Adolf Hitler z’n verjaardag vierde, heeft dik in de zeventig weer eens van zich doen horen via een door de Bezige Bij uitgegeven brievenboek. Het betreft de correspondentie tussen hem en geliefde Loesje Hamel.
Voor de meesten onder ons een volstrekt onbekende vrouw. Maar ooit in de jaren zestig van de vorige eeuw was ze een bekende verschijning in het Amsterdamse uitgaansleven, gevierd zangeres en bekend mannequin. Kort getrouwd ooit met de acteur Jules Hamel, vandaar de achternaam.
Als verpleegster kwam ze Jan Cremer eind jaren vijftig tegen. De vonk sloeg direct over. Een tot over de oren verliefd stel. Tot Jan als een raket omhoog schoot in de literaire hemel na de publicatie van de grootste naoorlogse bestseller met zowel ego als naam dubbel op de kaft: Ik Jan Cremer. Met pet voorzien van stofbril, stoer op een Harley gezeten, de handen aan het stuur, als een bull rider tijdens een rodeo, klaar om wild om zich heen trappend het hoofd binnen te springen van degene die het aandurfde het boek open te slaan. Al gauw een paar honderdduizend lezers die achterop sprongen voor het ondergaan van dit ongekende leesavontuur, door hem met gejuich en tromgeroffel begroet.
Nee, die Jan Cremer was niet bepaald iemand die met een boog om zichzelf heen liep en dat zou de wereld weten ook. Succes maakt geliefd. Er doken andere vrouwen op in Jans leven, zoveel dat er alleen een ruwe schatting van z’n veroveringen gemaakt kunnen worden. Maar mannenverslindster Jane Mansfield was wel de meest prominente one-night stand.
Hij de succesvolle vrijbuiter die het ene avontuurtje na het andere beleefde in bed, en Loes de longen uit het lijf zingend bij Shaffy Chantate. Daarnaast was ze dus, zoals gezegd, een veel gevraagd mannequin, met als bekroning het werken voor de beroemde Franse modeontwerper Pierre Gardin.
Ondertussen was Jan Cremer de meest besproken auteur van het land geworden. Er werden zelfs Kamervragen gesteld over de nogal expliciete inhoud van z’n boek. Het telkens terugkerende stopwoordje ‘neuken’ bijvoorbeeld. Maar ook vloeken en andere door hem in de directe stijl opgeschreven aanduidingen, voor die tijd nogal aanstootgevend en dus laag-bij-de-gronds genoemd.
Nee, hij was z’n tijd ver vooruit als schrijver in het brave en preutse naoorlogse Nederland waar ze volgens hem nog met een ‘gat in het laken naaiden’. De geslachtsdaad waar een enorme taboe op rustte. Het openlijk benoemen daarvan gaf heel wat reuring. Commotie door hemzelf een handje geholpen middels de stelregel: ‘Ze kunnen beter over m’n fiets lullen, dan over m’n lul fietsen’, bijvoorbeeld toen hij onder een gefingeerde naam verontwaardigde brieven stuurde naar diverse landelijke dagbladen, onder andere naar Het Parool.
Maar het ook voor zichzelf opnam in dezelfde rubriek onder weer een andere naam. Als hij maar het middelpunt van de belangstelling bleef, wat de verkoop van z’n boeken alleen maar ten goede kwam. Mulisch noemde hem niet voor niks een literaire marskramer.
Wat ook wel een beetje kinnesinne geweest zal zijn over het niet alleen landelijk succes van Cremers boek, maar ook internationaal. Het werd in vele talen vertaald en Cremer als geboren avonturier vaker in het buitenland zat voor het promoten van z’n bestseller dan achter de dijken aan een bord boerenkool.
Er kwam zelfs een vervolg op Ik Jan Cremer, met de beetje voorspelbare titel: Ik Jan Cremer 2. Behalve boeken schrijven deed Jan Cremer ook veel aan corresponderen, niet alleen met z’n uitgever, Geert Lubberhuizen, over de hoogte van z’n gage, maar ook dus met Loesje Hamel.
Geef Jan een schrijfmachine en papier en hij is als een kind zo blij. Hoewel de meeste brieven aan Loesje ouderwets met inkt geschreven werden. Heel romantisch ook. Want wat er ook van hem beweerd mocht worden als egotripper hij bleef toch ook een mens met een hart.
Alleen sloeg dat hart niet lang voor de zelfde vrouw. Maar het sloeg dus wel en hij getuige de uitgegeven brieven altijd een zwak bleef houden voor Loesje. Tot ze tragisch in 1974 veel te jong overleed. Teleurgesteld in de liefde. Een beetje verbitterd ook, want haar grote liefde heeft ze nooit echt kunnen bezitten.
Dat was dus Jan Cremer. Die zich na ruim veertig jaar rekenschap geeft in wat het meest indringende boek sinds jaren genoemd kan worden: Sirenen. Een echte aanrader voor iedereen die wat meer te weten wil komen over de zielenroerselen van de geboren rebel Jan Cremer die menig bejaardenflat nog op de grondvesten zou doen schudden mochten ze hem daar in willen stoppen.
Weinig kans denk ik. Want Cremer gaat, als buitenbeentje voor wie de wetten der ouderdom niet lijken te gelden, onverminderd door met schrijven en schilderen. We zullen zeker nog van hem horen voor pen en penseel uit z’n handen gerukt worden en de natuur het weer eens heeft gewonnen in het eronder krijgen van de zoveelste getalenteerde kostganger.
Maar een nederlaag zal het zeker niet genoemd kunnen worden. Eerder een overgave door overmacht dan een smadelijke aftocht uit dit door hem geliefde en in felle bewoordingen en penseelstreken schrijf-geschilderde ondermaanse, een wereld vol gehuichel en veinzerij. Maar ook met een door deze Razende Roeland als geen ander gevatte authentieke kern. Wat het lezen van Sirenen meer dan de moeite waard maakt. Waarvan akte.
Voor meer achtergrondinfo over Jan Cremer ga naar: Schrijver, schilder en rebel.