Home »
Taal in boeken, tijdschriften en kranten. Tegenwoordig ook elektronisch te lezen met een reader. Genoeg keuzes aan ebooks. Maar of het allemaal even helder en fraai is valt te betwijfelen. Hoewel de schoonheid van het slechte ook niet valt te ontkennen. Zij het in geschreven vorm of niet.
Een gat in een muur…
Tekst hoog in de lucht!
Het boeken van een vlucht? Ook hoog in de lucht willen we op een mooie zomerdag wel eens tekst als uit het niets te voorschijn zien komen. De sky als reader. Lettervuil? Of artistieke vliegkunst?!
Deur met graffiti…
Een deur met graffiti. Overblijfsel van een kraakpand in het centrum van Amsterdam eind jaren ’70. In het NRC zaten nogal wat punkers die niet echt veel om boeken gaven. Sommigen met artistieke inslag zoals Dr Rat die overal z’n tag op muren en dus deuren schreef. Niet echt wat je noemt lettervuil dus. Wel scherp contrasterend met het woordje ‘Drukkerij’ op het koperen bordje erboven. Daar weer boven een ME’er getroffen door een steen. Die kwamen meestal zonder aan te kloppen een te ontruimen pand binnen via het dak.
Slordig taalgebruik…
Drijvende lichamen…
Een tekst vol met lettervuil zal men bij het bekijken van bovenstaand schrijfsel concluderen. Niets is minder waar. Lettervuil? Integendeel. Wat we zien is een eeuwenoude tekst toen er nog geen boeken waren, een zogenaamde palimpsest, soms nog van voor de jaartelling. Bijvoorbeeld die met daarop een tekst van Archimedes, een overgeleverde versie van Drijvende Lichamen, waar de moderne natuurkunde een aanvang mee nam. Omdat perkament nogal kostbaar was, ver voor de uitvinding van geschept papier, werd het vaak meerdere keren gebruikt voor het opschrijven van een tekst. De bovenste laag met inkt werd er dan afgeschraapt, soms bleef er nog wel vaag een handschrift te zien, waardoor er nog een paar originele teksten uit de Oudheid op die manier zijn overgeleverd. Geen lettervuil, maar voer voor filologen dus!
Buitenpromotie…
Schoolvoorbeeld van vergane glorie. Overblijfsel van een blik vangende neonreclame na zonsondergang. Helaas ging de zon dus ook onder voor deze vorm van lettervuil: de buitenpromotie. Blijft over de vraag wat er gestaan heeft op de met gebroken groen gesausde wand. Las Vegas?
Aangeboren logica…
De letter ‘R’ samengesteld uit huid, haar en een oog. De menselijke weergave van de achttiende letter van het Latijnse alfabet kinderen al vroeg bijgebracht ten einde een verband te leggen tussen de hen omringende feiten. Maar ook voor het kunnen lezen van boeken later. Eerst nog aarzelend, maar na een paar jaar een goed geoliede taalmachine in een mensenhoofd opleverend waarbij de aangeboren logica van voldoende munitie wordt voorzien voor het zich staande houden in de wereld door middel van het benoemen der dingen rondom. Het gaan op de tast wordt dan met het ouder worden een blindelings slalommen door de dagelijkse realiteit met z’n grammaticale valkuilen en hindernissen. De strijd om het bestaan als een strijd van woorden berg op- en afwaarts. Soms welluidend, maar ook ranzig, verbeeldt door de vetpuist op deze misschien wat al te menselijk vormgegeven letter. Toch ook wel een beetje een zinnebeeld van wat taal soms ook wel zijn kan of is, wanneer woorden ons te kort schieten en we het liefst de vuisten ballen en smerige vloeken over de lippen komen. Een uit te knijpen bult wachtend op een pleister: Vuile etterbak van een boterletter!
Pussy eater…
In plaats van een fraaie haarbegroeiing op de bovenlip deze twee weinig aan de fantasie over latende woorden: Pussy Eater. Diep in de huid getatoeëerd kunnen ze met het scherpste scheermes niet meer verwijderd worden op straffe van een ontvelde bovenlip met alle pijnlijke gevolgen van dien. Niet iemand met een groot dichterlijk talent die hier tot in lengte van dagen de Engelse taal heeft mishandeld. Geen lezer van boeken. Wel een duidelijke boodschap aan vrouwelijke gespreksgenoten. Die weten meteen dat van een platonische relatie geen sprake zal zijn op een speeddate via een ranzige site. Degene die haar pussy liefheeft en niks moet hebben van erotisch kannibalisme kan meteen de kuierlatten nemen. Misschien wel zo eerlijk om met de liefdesdeur in huis te vallen zonder dat er ook nog maar een woord is gewisseld over eventuele andere liefhebberijen.
Revolution im dienste der Poesie
Mothers Oats…
Wat het grammaticale deel van dit tragische verhaal betreft, ten eerste de tekst op het papier boven de koekenpan: Mothers Oats. Moeders bakmeel. Want gekookt en gebakken moest er straks ook weer worden op de nieuwe bestemming. Maar interessanter is de ‘M’ op de carrosserie onder het half open gedraaide raam. Die lijkt er met een vuile vinger door een van de kinderen in de haast op gezet bij het voorgoed verlaten van het erf.
Een letter die verdacht veel weg heeft van de gele ‘M’ van de later zo succesvolle fastfoodketen McDonald’s. Die opende eind jaren ’30 de deuren als hamburgertentje in San Bernardino, Californië. De koekenpan was er dus al…
Geestelijke vrijheid…
Over lettervuil gesproken. Drie woorden die een nogal sinistere taalkundige eenheid vormen boven het toegangshek van het nazi-kamp Auschwitz. Vrij vertaald: Werk zorgt voor geestelijke vrijheid. Peiger u zelf lichamelijk af en mentale beslommeringen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Spirituele vrijheid! Geen minderwaardige gevoelens meer, maar juist het tegenovergestelde.
Een tamelijk sinistere leus als lokkertje boven een enkeltje richting het einde op een plek waar Magere Hein de scepter zwaaide en degenen die zich vrij mochten werken het meestal niet meer na konden vertellen. Een taalkundige vlag die de lading niet dekt. Heel anders dan het gezegde: ‘Liefde maakt blind’. Hier was het meer de haat. Wat niet zo bedoeld was door de filosoof Hegel die de leus gebruikte in z’n werk ‘Fenomenologie van de menselijke geest’.
Een wijsgerig hoogstandje waarin de ‘knecht’ zich uit z’n benarde positie tegenover de ‘meester’ kon bevrijden met z’n arbeid dat het lichaam in de gewilde denkbare richting stuurde. Handige, vindingrijke mondigheid via kennis en wetenschap. Symbool staand voor het tijdperk van de Verlichting, vooruitgang en verbetering via de ratio, waar Hegel veel van z’n inspiratie vandaan haalde. De bevrijdende werking in het hoofd na de strijd tussen het dwingende bovenliggende en volgzame onderliggende, gesymboliseerd door de ledematen. Met de voeten stevig op de grond of knikkende knieën. De benen nemen kon altijd nog in een ondoordacht moment van wilsvrijheid. Vandaar die hekken om de kampen van de nazi’s.
Ver voor Hegel werd overigens een variant op de leus door de evangelist Johannes gebruikt in z’n Bijbelboek. 8:32: ‘U zult de waarheid leren kennen en de waarheid zal u vrij maken!’ De waarheid van een zekere Jezus van Nazareth. Met de hemelse beloning als bevrijding.
Dan gingen de nazi’s toch aardser te werk in het misleiden van hun slachtoffers. Aan het werk dus jullie luiwammesen. Alleen mankeert er iets aan die ‘B’ in ‘ARBEIT’. Daar hoeft men geen vergrootglas voor te pakken om te zien dat de onderste helft er wat bekaaid vanaf komt en het lijkt of de letter omgekeerd tussen de golvende ijzeren regels staat. Net of de maker niet veel op had met z’n bevrijdende arbeid in de nazi-smederij van het op alfabet afroepbare slechte geweten.
Baarmoederlijk Russisch dorp…
Wat men ook van de term lettervuil mag zeggen of denken, Russische dorpen die naar geslachtsdelen zijn genoemd vallen daar zeker onder. Opzet of niet? Ik denk het laatste. Niet dus. Nee het vlekje op de kaart van Siberië, genaamd Vagina zal eerder een weloverwogen naamkeuze zijn geweest dan een inspiratieloze vergissing door het prikken met de vinger in een toevallig rondslingerende medische encyclopedie en het ook Penis had kunnen worden. Eerder een taalkundige deductie als reactie op het erboven gelegen dorpje Valgina (zie kaartje onder).
Weg met die el moeten ze gedacht hebben. Maar ik steek er m’n hand niet voor in het Siberische zand. Waar een speciaal plekje voor is gereserveerd. Gemeentelijke spijtoptanten? Toeval of niet. Pal achter de tuttige naamsaanduiding is een opening te zien dat verdacht veel weg heeft van een vrouwelijk geslachtsorgaan.
Ken of misken uzelf…
Bijna een heel leven met een logge vreemde opgescheept in de donkere huiskamer van het zelf en ze het samen al vroeg op een akkoordje gooien. De strijdbijl ten behoeve van de innerlijke vrede begraven. Op een enkele wijze en dialectische uitzondering in de Klassieke Oudheid na.
Meer weten is minder begrijpen, volgens ene Socrates! Een inzicht dat op het gros van de niet-goed-begrijpende, bijna iedereen dus, geen enkele vat heeft. Misschien maar goed ook, want anders zou geen mens zich nog op straat wagen bevangen door een eeuwige twijfel aan het bestaan en iedere stap voorwaarts er eentje is in het luchtledige van mogelijk niet bestaand plaveisel. Niet bevorderlijk voor een gezonde en veilige thuiskomst. Domme amicale onverschilligheid is altijd beter dan eenzelvige schrandere overmoed. Het zijnde de helpende hand toesteken in ruil voor een kleine en realistische vriendendienst. Een millennium en nog wat verder: Ik denk, dus ik ben.
De onbedwingbare neiging van de menselijke geest voor het in bezit denken te hebben van de waarheid. Gewoon het op manuele wijze checken van een alledaagse vochtige zich manifesterende zintuiglijke omstandigheid. Palm van de hand omhoog bij een druilerig weertje voor alle zekerheid. Ja, het regent! Een kind kan de was doen en die doet het dan ook. Maar die kan alleen aan de lijn wanneer het niet regent. Van de mens een onnozele duider van feiten makend. Al dan niet uit eigen bestwil.
Dat slaat dan aan het eind van een saaie schooldag naar binnen en de veritas voor eens en voor altijd z’n denkplek vindt in een hoofd, de knikker verheven boven iedere vorm van gezonde zelfkritiek zodat de goedheiligman tot in lengte van dagen een voetje aan de grond blijft houden in een door het openbare onderwijs van bijgelovige smetten ontdaan balletje, de eenmalige holte. Door pa en ma onder vreugdevolle genotskreten erin gemept tijdens het Holland Open. Een zoveelste goedgelovig mensenkind negen maanden later richting eindstation duwend (dat laatste ijskoude perron met als chef de onberispelijk geklede Nacht und Nebel-Weerman van het Duitse KNMI. Altijd goed voor een slager-achtig leugentje naast een trapgat zonder treden voor het definitief uitloggen: ‘Immer wieder geht die Sonne auf’).
Wat misschien even nietszeggend is als het tegelijkertijd geuite tegendeel. Wel of niet volwassen. Hetzelfde denkdeuntje als het wel of niet regenen buiten! Een waarheid als een koe in een nat weiland. Ik ken mezelf of ik ken mezelf niet?! Wat de grootste realiteit is die er bestaat. De nietszeggendheid ervan gekrast in de onderliggende logica van het menselijk brein. Waar de ratio het heeft geparkeerd met de nodige blikschade. Gewoon het een leven lang bezet houden van de eigen invalidenplek. De handhavende strijd waar men nu eenmaal niet zonder kleerscheuren uit tevoorschijn komt.
Daar staat de geboorte wel garant voor. Tenminste als men zichzelf ook daadwerkelijk kent of niet. Terwijl dat het begin kan zijn van flink wat misverstanden of niet. Al dan niet gevolgd door tegenslag en rampspoed dat men nu eenmaal tot het bittere eind aan de kont heeft hangen als homo sapiens.
Een boom kan niet geboren worden, maar ontkiemt uit een zaadje en zwijgt daarover verder wijselijk tijdens het opschieten richting het gebladerte voedende zonlicht, terwijl de wortels blij als een kind op schoolreisje met een capulaire rietje tussen de beschimmelde lippen het sap opzuigen uit het ondervoetse voor een lang en gezond bomenbestaan. Boven en beneden zich terrasvormig mengen niet gehinderd door het zichzelf kennen als plantkundig fenomeen.
Heel anders dan de met flink wat lettervuil tijdens de uitbotting besmet rakende mens. Opvoeding in verwarring en misverstand. Garant voor tweedracht en strubbeling. Dat onding op twee benen zet dan op een dag uit wanhoop en misnoegen z’n mes in de bast van de ondenkbare eenbenige wijsheid zelf.
Nee, die zal nog eens lelijk met z’n hoofd tegen de kale muur van het bestaan lopen, hoe goed hij zich ook meent te kennen. Kan een mens zichzelf wel kennen? Valse bescheidenheid van de weg des levens drukkend met jaloers piepende banden in de Tarzanbocht op het Zandvoortse circuit van het existentiële zijn.
Of is het voortdurende getob genaamd ‘denken’, met als onneembare hindernis de ladderzatte taal waarin het zorgen maken om niks nu eenmaal geschied, daar niet ontvankelijk voor. Met als belangrijkste probleem dat er geen probleem is, behalve dan het kunnen bedenken van dat soort tegenstrijdigheden. Te veel afleiding van wat beter niet afgeleid kan worden zodat het ooit misschien nog tot een voldoende mate van nuchter zelfinzicht komt. Er in bloedrood spiegelschrift op een bekrast voorhoofd te lezen valt: ‘Neksim flezem!‘ (Misken mezelf!).
Tattoo op een orgaan gezet.
Operatie geslaagd. Alleen nam een zekere Simon Bramhall als groen schort in een medische kiloknaller van een gerenommeerd ziekenhuis in het Engelse Birmingham daar geen genoegen mee.
Zoals er in iedere forenzende huisvader diep van binnen een zeeman schuilt die het liefst de steven went naar open water, kantoor en gezin als veilige hypothecaire binnenhaven voor gezien houdt, zo schuilt er in een beetje chirurg een tatoeëerder van formaat, een tweede Henk Schiffmacher, die niets liever doet dan z’n tag zetten op het geopereerde orgaan. In dit geval de fraai ineengevlochten initialen op een lever, intitialen die geen mens ooit te zien zou hebben gekregen, moest er niet binnen een paar jaar een tweede ingreep plaats vinden omdat de bruinrode wijnzak ter hoogte van het middenrif te snel werd gevuld met levenssappen, waarvan het droesem, half afgebroken weg druppelde via de punt van een in het weefsel aangebrachte letter B. Dat moet niet de eerste keer geweest zijn. Herhaling is nu eenmaal het voorportaal van het artistieke in de wereld.
Daar kon de rechter zich dan over buigen als medische misdaad dat veel verder ging dan het per ongeluk amputeren van een verkeerd been. Hier was opzet in het spel. Pregnant detail is dat die SB niet met een naald en inkt is gezet maar in het orgaan is gebrand met behulp van een Argon-laser. Maar dat zal de patiënt onder narcose verder een worst geweest zijn toen de assistente koffie ging halen en haar baas naald en draad terug in het gesteriliseerde bakje legde, de wond heropende en uit de losse pols z’n tag aanbracht, zakdoek voor de mond geknoopt als een domme Dalton voor het loket van een te beroven bank.
Die boef van een orgaansnijder kon de verleiding waarschijnlijk niet weerstaan z’n creativiteit de vrije teugels te geven als genoegdoening voor het onzichtbare van z’n arbeid als chirurg. Voor hem is een operatie pas echt geslaagd als z’n naam erop staat. I was in your body.
Poëzie als afvalproduct…
Onlangs gaf ik mezelf ter eenzame viering van de naamdag van de goed dan wel slechtheiligman, voor het sussen van een nog veel slechter geweten, een dichtbundel cadeau. Of is het ‘deed’?! De spijt was er niet minder om. Lieve Sint, etc.
De euro’s beter weg kunnen gooien, conform het gezegde: ‘Het geld ligt op straat!’ Alleen zouden ze het wat dichter bij elkaar moeten leggen, hoorde ik ooit eens iemand snedig opmerken in een programma over Kringloopwinkels. Dichter? Dat brengt me dan weer bij het voor mezelf gekochte Sinterklaascadeau met een minimum aan rijm.
Een dichtersbundel met als titel: Steden schuilen niet wanneer het regent. Nee, die worden nat. Hun pleinen en straten waar ze voor een groot deel uit bestaan, geen stad zonder plein of straat, alleen kunnen daar beter geen dichtregels door- of overheen rijden, dichtregels afgedrukt op de zijkant van een wagen vol afval dat er heden ten dage via een hefboom in wordt gemieterd.
Waarvoor dan een ijzeren bak omhoog getakeld wordt, een karwei in Rotjeknor opgeluisterd door het betere dichtwerk. Kan het on-poëtischer? En dat wordt dan gebundeld en van een passende titel voorzien voor het op het verkeerde been zetten van de ware poëzie-liefhebber (waartoe ik mezelf in beperkte mate reken. Net genoeg, om het zo te zeggen, zij het onder voorbehoud over de manier van het onder ogen krijgen van een verdichtsel). Terug naar de Stadsreiniging.
Vroeger gaf het zien opgehaald worden van de vuilnisbakken bij mij als kind een gevoel van triomf. Stedelijke onsterfelijkheid. Overwinning op het vergankelijke, op de bedorven etensresten van de buren plus de rest aan afval. Daar ging de troep dan, richting een gemeentelijke vuilnisschuit die het verder vervoerde uit het zicht van de onfortuinlijke grachtbewoners. Naar een begraafplaats zonder zerk en kerk, aan het oog onttrokken ontbinding van het biologisch overtollige in een tijd dat er niet aan het scheiden van afval werd gedaan. Alles op een hoop en stinken maar tot er een volgende laag overheen werd gekieperd.
Waar precies was me altijd een raadsel. Ja, waar eigenlijk niet? Witte plekken genoeg op de stadskaart. Het moet op het bedorven achtergebied tussen de gemeentelijke grenzen inderdaad behoorlijk gestonken hebben. Wat het op beperkte schaal thuis soms ook deed wanneer de afvalbak, vol schillen en spekzwoerden die het om begrijpelijke redenen niet tot mond en slokdarm hadden gebracht, op een warme zomerdag te lang op de waranda had gestaan. Het onwelriekend biologische op een krappe bovenwoning. Vandaar de verbrandingsovens op de grens van wonen en werken, de vlammen eronder, een bezigheid in Rotterdam sinds een tiental jaren poëtisch opgeluisterd.
Wat bij het bladeren door de verzamelde regels me een onbehaaglijk gevoel gaf. Hoort het schone van onze taal wel thuis op een door de stad denderende afvalbak? Nee, natuurlijk niet!
Hooguit wat tegeltjeswijsheid en dan nog het liefst van het tenenkrommende Loesjesachtige-soort. Wees jezelf, er zijn al anderen genoeg, om het vuilnis ophalen een taalkundig alibi van een bedenkelijk niveau te verschaffen, waar een dergelijke bezigheid nu eenmaal om vraagt. Niet om bijvoorbeeld Rath en Doodeheefver van Gerrit Achterberg. Dat zijn toch regels die een mens in de rust van een leeszaal tot zich wil nemen en zeker niet voorbij zien snellen richting een beetje groot kampvuur voor het opstoken van het overtollige van het bestaan. Net of het Concertgebouworkest een optreden verzorgt in Oeteldonk voor het een cultureel alibi verschaffen van het jaarlijks terugkerende verstandsverlies zuidelijk van Zaltbommel.
Het voor schut zetten van de mooie Nederlandse taal, vooral wanneer er bij het lossen sprake is van filevorming vanwege de ontembare consumptiedrift der Maasstadsbewoners. Geen Rotterdammer die er belangstelling voor de wat betere poëzie door krijgt, bijvoorbeeld voor T.S. Eliot. Wasteland, dat over het vergankelijke gaat, van het in overdrachtelijk zin bij het vuilnis gezet worden als stadsmens. Zet het op een daartoe bestemd voertuig en de zeggingskracht is die van een tonprater tijdens het carnaval met een sneer richting gemeentelijke luiwammesen: ‘Hoandhoaven ies doat nie un wèèrkweurd…’ (Handhaven is toch een werkwoord.) Vals hoorngeblaas. Alaaf.
Een beschaamd lacherig gevoel dat me bekroop bij het in gedachten zien van zo’n hypermoderne puinruimer met een bijna carnavaleske Deelderiaanse slogan op de zijkant: ‘Hoe langer je leeft, hoe korter het duurt.’ Ik zou bijna zeggen: gelukkig. Maar daar woon ik misschien te ver voor van Rotterdam… Geef mij de Dapperstraat en ik ben domweg gelukkig onder een tijdloze schemerlamp met een werk van Heinrich Heine op de schoot. Geen schrijver van boeken, maar dichter. Die waarschuwde er toen al min of meer voor: ‘Daar waar men gedichten op vuilniswagens zet, verwordt de mens tot afval.’
Religie en het geboorteoverschot…
Bevalling in een omstreden gebied. De plaats delict: Jeruzalem. Daar kwam op woensdag 20 december een baby ter wereld. De moeder een ultraorthodoxe joodse vrouw die al 19 keer eerder had gebaard. Zo stond te lezen in de Jeruzalem Post en ook dat de serie-moeder al eens een tweeling had gekregen. De 42-jarige vrouw is ook al grootmoeder.
Volgens het hoofd van de afdeling verloskunde en gynaecologie bevielen er wel vaker ultraorthodoxe joodse vrouwen met een uitgebreide kinderschaar. Maar dit was toch een record: het twintigste kind van de zelfde moeder ter wereld helpen brengen. Blijkbaar heeft het fanatiek aanhangen van een geloof en het krijgen van flink wat nakomelingen iets met elkaar te maken. Niet alleen bij christenen, maar ook bij joden en islamieten is het boven Bijbelse ‘gaat heen en vermenigvuldigt u’ niet aan doveman oren gericht, wat rekenkundig gezien vast ook iets met machtsverheffingen te maken heeft.
Des te meer gelijkgestemden des te groter de verbreiding van het geloof. Van ons geloof. Want dat is nu eenmaal superieur boven dat van anderen. Zo had de pyscho-reli en veelverwekker Osama Bin Laden 20 tot 26 kinderen, anderhalve brugklas vol, bij vijf verschillende vrouwen. Maar er zullen vast en zekere streng gelovige islamieten zijn met nog veel meer nakomelingen bij een massa aan echtgenotes. Honderden, misschien wel een kleine duizend Mohammedjes en Fatima’s. Resultaat een Koranscholengemeenschap met als stichter dezelfde pa en een stuk of tien ma’s.
Vanuit Darwinistisch oogpunt is religie gewoon het zoveelste trucje van de natuur voor de instandhouding van de soort. Toen het survival of the fittest als nieuwe biologische toverspreuk een beetje achterop dreigde te raken met het van jager tot landbouwer worden van de mens, moest de metafysica, het hogere, het goddelijke, de biologie blijkbaar een duw in de juiste voortplantende en selecterende richting geven. De slavenmoraal deed definitief haar intrede toen de Romeinen oorlogsmoe werden en de volgelingen van een zekere Jezus het voor het zeggen kregen. Van leeuwenvoer tot leidend principe met als gevolg de kerstening van Europa.
Waar het lichaam aan wendbaarheid inboet daar begint de geest met z’n misselijkmakende buitelingen voor het naar de hand zetten van de wereld. Des te meer er gebaard wordt, des te groter de kans op een succesvolle worp met de baarmoederdobbelsteen. Pa stopt ‘m er wel in met de zegen van boven zodat het buikje van ma weer de vertrouwde ronde vorm krijgt. De katholiek als middeleeuwse geboortemachine.
Tot het westelijk intellect tussen Renaissance en revolutie een kritische massa bereikte en het geloof werd afgezworen waarmee ook het kinderaantal daalde. Waarom engelen baren die zich op laag bij de grondse wijze moeten afbeulen in een fabriek of mijnschacht? Van een vroedvrouw zag men liever de hielen dan de tenen. Een trend die zich tot in de twintigste eeuw doorzette met de pil in het ziekenfondspakket.
Behalve dan in Jeruzalem en omliggende oorden. Waar de geloofsijver als een bloedrode rivier doorheen blijft stromen sinds mensenheugenis. Waar ik aan moest denken bij het zien van de foto van de daar geboren baby. Een voetje met op de eeltloze zool tal van plooien, net als waarschijnlijk op de rest van het jonge lichaampje waarvan de spieren nog futloze weefsels zijn. Maar het ene, de linker, van twee blote kakkies overheerste het beeld. Daar had pa blijkbaar op ingezoomd met z’n smartphone nadat ma was verlost van de weke last.
Met in het midden van het stappertje een op de letter ‘Y’ lijkende vouw. Best wel intrigerend. Wiskunde ook een beetje. De onbekende variabele van een formule. Op de bodem van het andere voetje een ‘X’? De aanzet tot een vreemd product. Een wichelroede ook een beetje, die ‘Y’. Symbool voor het leven dat toch een beetje een zoektocht is naar verborgen bronnen die nooit gevonden worden. Vandaar de gebedshuizen.
Ook vroeg ik me af of er ooit een soldatenlaars aan het voetje van de joodse zuigeling zou zitten voor het verdedigen van Jeruzalem. De plek van geboorte dat in die week weer eens de voorpagina’s haalde toen Donald Trump alvast een voorschotje nam op de door hem te bouwen klaagmuur van armoede en gebrek tussen Mexico en Noord-Amerika. Gedwongen migratie als het geboren worden op de verkeerde plek. Geen mens die als uitkomst van de som van z’n leven een nul wil zijn. Hoeveel boeken, boeken, boeken, boeken, boeken, boeken, boeken, boeken, boeken, boeken en nog eens boeken die ook gelezen heeft. Inderdaad een keyword van niks wanneer het ongelezen in de kast blijft staan.
Selexyzebooks